De optocht waar Van Bevervoorde op handen werd gedragen

Vandaag precies 170 jaar geleden, woensdag 15 maart 1848, was een cruciale dag voor Dirk Donker Curtius – en voor de geschiedenis van Nederland. Op die dag veranderde het leven van de Haagse advocaat voorgoed en legde koning Willem II de basis voor de grondwet van 1848, die zou uitmonden in de parlementaire democratie zoals we die tegenwoordig kennen.

Donker, 55 jaar oud, had zich al zijn hele leven ingespannen voor staatsrechtelijke hervormingen, zoals ministeriële verantwoordelijkheid en directe verkiezingen voor de Tweede Kamer. Die inspanningen bestonden er vooral uit dat hij krantenartikelen schreef, brochures publiceerde en politieke processen voerde. In de jaren veertig probeerde hij een paar keer verkozen te worden in de Tweede Kamer, maar zonder resultaat.

In maart 1848 keerde het tij. Koning Willem II nodigde op 13 maart de voorzitter van de Tweede Kamer uit en deelde hem mee dat hij een voorstel tot grondwetsherziening wilde van de Tweede Kamer, dus buiten zijn ministers om. Hij voelde zich onder druk gezet, niet alleen omdat er in omringende landen revoluties uitbraken, maar ook omdat hij gechanteerd werd met zijn ‘schandelijke en onnatuurlijke lusten’. Hij nam liever zelf het initiatief dan dat hij door de gebeurtenissen overrompeld werd.

De Kamer ging uiteen in de diverse afdelingen, maar dit ging de koning niet snel genoeg. Op die cruciale woensdag 15 maart nodigde hij Lodewijk Casper Luzac, samen met Donkers jeugdvriend De Kempenaer het meest vooruitstrevende Kamerlid, uit op het paleis.

Donker zelf had ondertussen niet stilgezeten. Hij spoorde zijn vrienden van de Amsterdamse liberale Amstelsociëteit aan om druk uit te oefenen op de koning bij zijn bezoek aan de hoofdstad door een demonstratie te organiseren. Zelf had hij ook dergelijke plannen in Den Haag. Die woensdagochtend had hij Adriaan van Bevervoorde en een aantal anderen – democraten, liberalen, radicalen – bij hem thuis uitgenodigd. Daar werden plannen gesmeed om die avond een optocht te houden om de eis voor een liberale grondwet kracht bij te zetten. Van Bevervoorde had hiervoor wel geld nodig, dat Donker hem ter plekke verstrekte. Dat er hier en daar een ruit zou sneuvelen, vond Donker niet erg.

Die avond vond er in de straten van Den Haag inderdaad een fakkeloptocht plaats, die langs de huizen van Donker en Luzac trok en ook halt hield voor het paleis van Willem II. Hier gebeurde iets opmerkelijks: de koning kwam naar buiten en gaf Van Bevervoorde een hand, terwijl hij de dag erna voor een drukpersdelict veroordeeld werd!

Donker had ondertussen andere prioriteiten. Luzac, die een zwakke indruk maakte en na het zien van Van Bevervoordes optocht erg was geschrokken, noemde bij de koning direct Donkers naam. Nog voor de audiëntie had hij met Donker en De Kempenaer overlegd en ze waren tot de conclusie gekomen dan een grondwetscommissie de beste optie was. Een lijst met mogelijke leden maakten ze ook al. Donderdag verscheen Donker zelf voor het eerst bij de koning. Hij toonde de doortastendheid waar de koning in onzekere tijden naar op zoek was. De grondwetscommissie, waarvan Thorbecke voorzitter zou worden, was een dag later rond.

Omdat alle ministers waren afgetreden, had de koning dringend behoefte aan nieuwe bewindspersonen. Hij vroeg Donker minister van Justitie te worden. Totdat twee weken later ook andere ministers werden benoemd, had hij feitelijk alleen de touwtjes in handen. Met zijn optreden was Donker binnen enkele dagen van politieke outsider tot steun en toeverlaat van de koning geworden.